Beschrijving
Diglyphus isaea is een zwarte sluipwesp van 2 à 3 mm die van nature bij ons voorkomt. De kort gelede antennen onderscheiden haar duidelijk van Dacnusa sibirica, een andere sluipwesp tegen mineervlieg. Vrouwtjes zijn iets groter dan mannetjes en zijn bovendien nog herkenbaar aan de gele streep over hun achterste pootjes.
De vrouwelijke sluipwesp prikt een mineervlieglarve van het late tweede of het derde stadium aan, waardoor deze verlamt. Vervolgens legt ze een langwerpig eitje naast de mineervlieglarve. Diglyphus is daarom een ectoparasiet. Uit het eitje komt een Diglyphus-larve die zich voedt met de mineervlieglarve. De sluipwesplarve kent drie stadia, waarvan het eerste transparant is, het tweede geelachtig en het laatste blauw-groen. In het laatste stadium kruipt de larve een beetje terug in de mineergang om daar te verpoppen. Met uitwerpselen bouwt ze zes pilaartjes om zich heen, die de boven- en onderepidermis van het blad uit elkaar moeten houden. Deze pilaartjes zijn met het blote oog zichtbaar als zes zwarte puntjes. De pop is eerst groen en later zwart. Tenslotte verlaat een nieuwe volwassen sluipwesp de mijngang door een rond gat aan de bovenkant van het blad.
De totale ontwikkelingsduur bedraagt 13 dagen (bij 25°C) tot 33 dagen (bij 16°C). De volwassen sluipwesp leeft 10 dagen (bij 25°C) tot 32 dagen (bij 20°C) en legt gedurende deze periode zo’n 200 à 300 eitjes. Daardoor kan een populatie Diglyphus reeds al vanaf 15°C sneller toenemen dan een mineervliegpopulatie.
Om zich te voeden prikt het wijfje mineervlieglarven van het late eerste en tweede stadium aan en zuigt hen leeg (gastheervoeding). Bij 20°C doodt zij ongeveer 70 larven alleen om te eten. Een leeggezogen larve herkent men aan een korte mijngang die vroegtijdig is stopgezet. In haar zoektocht naar mineervlieglarven landt het Diglyphus-wijfje op een blad met mineergangen en tast deze af met haar antennen.
Toepassing
Diglyphus isaea wordt ter bestrijding van mineervlieg toegepast in verscheidene groentegewassen (o.a. tomaat, paprika, meloen, …) en sierteeltgewassen (gerbera, chrysant, …). Vaak komt deze sluipwesp vanaf mei ook spontaan voor in de kas. Diglyphus parasiteert zowel de tomatenmineervlieg als de floridamineervlieg en de nerfmineervlieg.
Diglyphus heeft als voornaamste voordeel dat ze een snelle populatieontwikkeling kent en daardoor een toenemende mineervliegpopulatie de baas kan. Bij beginnende aantasting vroeg in het voorjaar is zij echter minder efficiënt dan Dacnusa sibirica in het opsporen van mineervlieglarven. Daarom raadt Biobest aan om bij beginnende aantasting een mengsel van Dacnusa en Diglyphus (verhouding 9:1) uit te zetten en vanaf maart of bij toenemende aantasting over te gaan tot minimaal 3 wekelijkse introducties van minimaal 0,15 Diglyphus/m².
Dankzij de snelle populatiegroei van Diglyphus zal de sluipwesp de mineervliegpopulatie onder controle krijgen op voorwaarde dat deze niet te ver gevorderd is. Bij te ver gevorderde aantasting kan men in bloemisterijgewassen het selectieve middel Trigard (cyromazine) toepassen, dat de sluipwespen spaart (niet toegelaten in glasgroenten in Nederland!). Een bijkomend voordeel van Diglyphus is dat de larve en pop goed waarneembaar zijn, zodat men beter het populatieverloop kan volgen.
Diglyphus-System
Diglyphus wordt geleverd in flesjes van 250 adulten. Om de sluipwespen uit te zetten opent men het flesje en houdt men het laag in het gewas, zodat de sluipwespen kunnen uitvliegen en op zoek gaan naar mineervlieglarven.
Diglyphus kan eventueel kort bij 6-10°C bewaard worden.